In Antwoord op Versailles

Project: afstudeerproject

Jaar: 2016-2017

Programma: bezoekerscentrum

Locatie: Binnenhof,  Den Haag

In het afstudeerproject ‘In answer to Versailles’ wordt een nieuwe ontwerpmethodiek ontwikkeld, die zich baseert op de ervaring van ruimte om tot een veelzijdige en accomoderende architectuur te komen. Deze bestaat uit een samenstelling van een variatie aan ruimtelijke elementen. Daarmee wordt een architectonische houding ontwikkeld die voortbouwt op de typisch middeleeuwse samengesteldheid van het Binnenhof, maar breder inzetbaar is als fundamentele aanpak voor het scheppen van architectuur. 

Het Binnenhof in Den Haag is een middeleeuwse burcht die door de eeuwen heen tot een geknutseld en samengesteld geheel is uitgegroeid. Met deze ongeordende samengesteldheid dient het gebouw al meer dan achthonderd jaar de veranderlijke aard van de Nederlandse bestuurspraktijk. Ondanks deze buitengewone kwaliteit zijn er gedurende die eeuwen meermaals grootschalige totaalplannen met paleizen, van monarchie ofwel democratie, getekend om het bestaande conglomeraat volledig van de kaart te vegen. Geen van deze allesomvattende plannen is echter gerealiseerd en zodoende wordt voorgesteld, in plaats van deze weinig lonende praktijk verder voort te zetten, om de kwaliteit van deze bestendige middeleeuwse structuur verder te ontwikkelen. De vraag is echter waarop we hier precies voort willen bouwen, hoe benoemen we deze eigenaardige architectonische verschijningsvorm?

In The Poetics of a Wall Projection stelt Jan Turnovsky dat de kern van dit probleem ligt in de tegenstelling tussen het conceptuele, dat wat nauwgezet vanuit een allesoverheersend idee wordt geordend, en het empirische, dat juist getypeerd wordt door een gebrek aan deze allesomvattendheid. Het empirische relateert zich juist tot concrete bestaande omstandigheden die gerelateerd zijn aan gebruik. Waar conceptuele architectuur de complexe natuur van de realiteit abstraheert en negeert, beantwoord empirische architectuur hier juist aan. Deze laatste term leent zich dan ook duidelijk voor de beschrijving van het karakter van het Binnenhof; empirische vorm beantwoord aan de meervoudigheid van stimuli die voortkomen uit een geleefde ruimtelijke realiteit, en schikt zich accomoderend naar de vele niveaus van beantwoording ervan.

De moeilijkheid, echter, is dat het nastreven van het samengestelde, het ordenen van het ongeordende, in een onoplosbare paradox lijkt te eindigen. Zeker wanneer de architect tot een onregelmatige vorm moet komen terwijl hij gewoonlijk via ordes en concepten tot zijn vormen komt, is het voor hem uiterst lastig de indifferente houding ten opzichte van het geheel op te brengen die daarbij zo hard benodigd is.

Na een analyse van deze paradox in kunst en architectuur lijkt de essentie van de empirische vorm uiteindelijk vanuit een bepaalde individualiteit van de verscheidene elementen voort te komen. Om empirische vorm tot het domein van architectuur te verheffen is het namelijk nodig om niet haar concrete verschijningsvorm te imiteren, maar juist de methodologische principes die achter haar totstandkoming schuilgaan. Een bepaalde individualiteit van elementen binnen het geheel blijkt daarin essentieel te zijn.

Deze individualiteit van elementen vraagt om een totale verandering van het ontwerpproces. De architectonische vorm moet vanuit allerlei kleine losstaande entiteiten worden ontworpen. De verscheidenheid van al deze entiteiten kan worden gevonden door vanuit de ervaring te ontwerpen; ervarings is dan ook de etymologische grond voor de term empirie. De entiteiten moeten gerelateerd worden aan een ervaarbaar gebruiksniveau in plaats van onderworpen te worden aan de gebruikelijke ordes en conceptuele abstracties die besloten liggen in kosmische architectonische representaties als plattegronden, doorsnedes en diagrammen.

Door het construeren van een ontwerpproces waarbij vanuit de schaal van waarneming en ervaring de plaatsvindende activiteiten elk een aparte passende architectonische vorm wordt toegedicht, ontstaat een grote en fundamentele variëteit aan verschillende vormen die uiteindelijk kan worden samengevoegd tot een gevarieerd geheel.


Op deze manier is voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal, die kampt met een gebrekkige en weinig duurzame bezoekersinfrastructuur op het Binnenhof, een nieuwe ruimtelijke indeling ontworpen. Door de obscure structuur van een dergelijk ontwerpproces wordt de inherent totalitaire architect gedwongen de totale controle over het resultaat te verliezen om zo een empirische vorm te bereiken. Door de renovatie van het gebouw op bovenstaande manier aan te pakken, is een ruimtelijke inbreiding ontstaan die rechtdoet aan de kwaliteiten van het bestaande complex.

Zie voor een volledige versie van dit ontwerp en onderzoek: klik hier.